Als er meerdere machines zijn die dezelfde broncode bijhouden, lijkt het downloaden van alle broncode en alles overal opnieuw bouwen zonde van de bronnen: harde schijfruimte, netwerk bandbreedte, en processorbelasting. Dit klopt en de oplossing is om alles op één machine te doen terwijl de overige machines het uitgevoerde werk benaderen via NFS. Nu wordt een methode beschreven waarmee dit gedaan kan worden.
Als eerste moet er een groep van machines gekozen worden die dezelfde set aan binaire bestanden zal draaien, hier een bouwgroep. Elke machine kan een eigen afwijkende kernel hebben maar moet dezelfde binaire gebruikersbestanden draaien. Uit die groep moet een machine gekozen worden die de bouwmachine wordt. Dit wordt de machine waar de wereld en kernel op gebouwd worden. In het meest ideale geval is dit een snelle machine die genoeg processorkracht vrij heeft om make buildworld en make buildkernel te draaien. Er moet ook een machine gekozen worden die de testmachine wordt waarop alle bijgewerkte software wordt test voordat die in productie wordt genomen. Dit moet een machine zijn die voor langere tijd down mag zijn. Dit kan de bouwmachine zijn maar dat hoeft niet per se.
Alle machines in deze bouwgroep moeten ingesteld worden om /usr/obj en /usr/src vanaf dezelfde machine te mounten op hetzelfde punt. In het meest ideale geval zijn dit twee verschillende schijven op de bouwmachine, maar ze kunnen ook door middel van NFS op die machine gemount zijn. Als er meerdere bouwgroepen zijn, dan moet /usr/src op één bouwmachine staan en door middel van NFS gemount worden op de overige machines.
Zorg er als laatste voor dat /etc/make.conf en /etc/src.conf op alle machines in de bouwgroep het eens zijn met de bouwmachine. Dat betekent dat de bouwmachine alle delen van het basissysteem moet bouwen die elke machine in de bouwgroep installeert. Ook heeft elke bouwmachine zijn kernelnaam ingesteld met KERNCONF in /etc/make.conf en de bouwmachine moet ze allemaal hebben in KERNCONF, zijn eigen kernel eerst. De bouwmachine moet de instellingenbestanden voor elke machine in /usr/src/sys/arch/conf hebben als deze machine de kernels voor de overige machines gaat bouwen.
Nu kan één systeem alles bouwen. Bouw de kernel en wereld zoals beschreven in Paragraaf 25.7.7.2 op de bouwmachine, maar installeer niets. Zodra de bouw klaar is, moet op de testmachine de kernel geïnstalleerd en getest worden. Als deze machine /usr/src en /usr/obj mount via NFS, moet na een herstart in single-user modus het netwerk ingeschakeld worden zodat de mounts opnieuw gemaakt kunnen worden. De makkelijkste manier om dit te doen is om te starten in multi-user modus en daar shutdown now starten om in single-user modus te komen. Eenmaal daar aangekomen kunnen de nieuwe kernel en de wereld geïnstalleerd worden en kan daarna normaal mergemaster gestart worden. Zodra dit klaar is, kan de machine opnieuw gestart worden om naar multi-user modus terug te keren.
Nadat zeker is dat alles op de testmachine correct werkt, kan dezelfde procedure gebruikt worden om de nieuwe software op elke machine te installeren in de bouwgroep.
Dezelfde ideeën kunnen gebruikt worden voor de ports. De eerste kritieke stap is om /usr/ports te mounten op alle machines in de bouwgroep. Daarna kan /etc/make.conf correct ingesteld worden om de distfiles te delen. De variabele DISTDIR moet wijzen naar een gedeelde map waarin geschreven kan worden door de gebruiker waar root naar wijst in de NFS mounts. Op elke machine moet WRKDIRPREFIX naar een lokale bouwmap wijzen. Als er pakketten gebouwd en gedistribueerd worden moet PACKAGES naar een map wijzen gelijkvormig aan de instelling voor DISTDIR.