PLIP maakt het mogelijk om TCP/IP tussen parallelle poorten te draaien. Het is nuttig op machines zonder netwerkkaarten, of om op laptops te installeren. In deze sectie wordt besproken:
Het maken van een parallelle (laplink) kabel.
Twee computers met PLIP verbinden.
Een parallelle is te koop in de meeste computerwinkels. Wanneer dit niet mogelijk is, of indien de het gewenst is om te weten hoe ze worden gemaakt, laat de volgende tabel zien hoe ze met een gewone parallelle printerkabel gemaakt kunnen worden.
Tabel 32-2. Een parallelle kabel voor netwerken bedraden
A-naam | A-einde | B-einde | Beschrijving | Post/Bit |
---|---|---|---|---|
DATA0 |
2 |
15 |
Gegevens |
0/0x01 |
DATA1 |
3 |
13 |
Gegevens |
0/0x02 |
DATA2 |
4 |
12 |
Gegevens |
0/0x04 |
DATA3 |
5 |
10 |
Strobe |
0/0x08 |
DATA4 |
6 |
11 |
Gegevens |
0/0x10 |
GND | 18-25 | 18-25 | GND | - |
Als eerste dient er een laplink-kabel aanwezig te zijn. Controleer vervolgens dat beide computers een kernel hebben met ondersteuning voor het stuurprogramma lpt(4):
# grep lp /var/run/dmesg.boot lpt0: <Printer> on ppbus0 lpt0: Interrupt-driven port
De parallelle poort dient een interrupt-gestuurde poort te zijn, regels zoals de volgende dienen in het bestand /boot/device.hints aanwezig te zijn:
hint.ppc0.at="isa" hint.ppc0.irq="7"
Controleer vervolgens dat het kernelinstellingenbestand een regel device plip bevat of dat de kernelmodule plip.ko is geladen. In beide gevallen dienen de parallelle netwerkinterfaces te verschijnen wanneer het commando ifconfig(8) gebruikt wordt om het weer te geven:
# ifconfig plip0 plip0: flags=8810<POINTOPOINT,SIMPLEX,MULTICAST> mtu 1500
Steek de laplink-kabel in de parallelle interface op beide computers.
Stel als root op beide sites de parameters voor de netwerkinterface in. Bijvoorbeeld, indien het gewenst is om host host1 met een andere machine host2 te verbinden:
host1 <-----> host2 IP Address 10.0.0.1 10.0.0.2
Stel de interface op host1 in met:
# ifconfig plip0 10.0.0.1 10.0.0.2
Stel de interface op host2 in met:
# ifconfig plip0 10.0.0.2 10.0.0.1
Er dient nu een werkende verbinding te zijn. Lees voor meer details de hulppagina's lp(4) en lpt(4).
Ook dienen beide hosts aan /etc/hosts toegevoegd te worden:
127.0.0.1 localhost.mijn.domein localhost 10.0.0.1 host1.mijn.domein host1 10.0.0.2 host2.mijn.domein host2
Ga naar elke host en ping de andere om te bevestigen dat de verbinding werkt. Bijvoorbeeld, op host1:
# ifconfig plip0 plip0: flags=8851<UP,POINTOPOINT,RUNNING,SIMPLEX,MULTICAST> mtu 1500 inet 10.0.0.1 --> 10.0.0.2 netmask 0xff000000 # netstat -r Routing tables Internet: Destination Gateway Flags Refs Use Netif Expire host2 host1 UH 0 0 plip0 # ping -c 4 host2 PING host2 (10.0.0.2): 56 data bytes 64 bytes from 10.0.0.2: icmp_seq=0 ttl=255 time=2.774 ms 64 bytes from 10.0.0.2: icmp_seq=1 ttl=255 time=2.530 ms 64 bytes from 10.0.0.2: icmp_seq=2 ttl=255 time=2.556 ms 64 bytes from 10.0.0.2: icmp_seq=3 ttl=255 time=2.714 ms --- host2 ping statistics --- 4 packets transmitted, 4 packets received, 0% packet loss round-trip min/avg/max/stddev = 2.530/2.643/2.774/0.103 ms